Zoon Flip Feij: “In moeders levensverhaal speelt de Tweede Wereldoorlog een allesbepalende rol. In de crisisjaren werd ze van haar lagere school in Meppel gerukt om met haar ouders, broers en zussen naar Vlissingen te verhuizen omdat vader bij scheepswerf De Schelde aan het werk kon. Hij was metaaldraaier van beroep maar bij de firma Huisman in Meppel kon hij niet meer uit de voeten. Eind oktober 1937 stapten ze met z’n zevenen op de trein naar Vlissingen, een soort Beloofde Land, zodat mijn opa z’n gezin bij zich had en op 1 november op de scheepswerf kon beginnen. Het verhaal gaat verder: in mei 1940 begint de oorlog, die mijn moeder dus grotendeels in Vlissingen zal meemaken. Er is een boek over te schrijven. Nu de novembermaand van 2019 dichterbij komt en menigeen het in Zeeland en ver daarbuiten heeft over de Slag om de Schelde in 1944, die als bijvangst de bevrijding van Walcheren bewerkstelligde, laat ik hier de desbetreffende pagina’s uit het boek van mijn moeder volgen. Ze heeft uit haar eigen geheugen geput, zoals dat vroeger ging. We vallen er middenin:”
Geboren uit Nederlandse ouders, maar opgegroeid, in het Nazi-Rijk. Op 16-jarige leeftijd wilde hij terug naar Nederland en varen bij de koopvaardij. Toen de oorlog uitbrak, voer Jaap Bothe op zee. Hij was ooggetuige van het uitbranden en zinken van de Graf von Spee (Montevideo 1939). Op de thuisreis was hij getuige van de hel van Duinkerken. De vuurrode hemel en de drijvende lijken in zee. Niets belette hem om zich in de Julianakazerne, in het Canadese Stratford, als oorlogsvrijwilliger te melden. Daar kreeg hij gedurende 6 weken zijn militaire basistraining. Toen was hij rijp voor Engeland. In de eerste helft van 1942 kwam hij in Wolverhampton, bij de Prinses Irene Brigade.
De Westerschelde is één van de zwaarst en felst bevochten wateren van Nederland tijdens de Tweede Wereldoorlog. De verhalen van deze vijf loodsen hieronder getuigen hiervan.
Terwijl de grijze dageraad zich verspreidde over de kust van Normandië op 6 juni 1944, onthulde de legioenen van geallieerde schepen om de D-Day invasie te beginnen, een 25-jarige Franse aristocraat-gedraaid-commando genaamd Graaf Guy de Montlaur kreeg te horen dat zijn team een van de allereerste zou zijn die het strand op zou spetteren. Hun missie was om een casino aan zee te nemen met een Duitse bolwerk. De jonge graaf, zijn groene baret trok laag over één oog, antwoordde zijn commandant dat het casino aanvallen een plezier zou zijn. Ik heb daar meerdere fortuinen verloren. Tegen het einde van de strijd stonden slechts 40 van de 177 Franse Kieffer Commando ‘ s die op het strand landden nog overeind. Commando Kieffer was de gangbare naam die werd gegeven aan het 1 ste Bataljon Marine Commando Fusiliers. Montlaur overleefde het en werd uiteindelijk een held van de Franse bevrijding. (Excerpt uit artikel NY Times, juni 2019).
Dit is het achtste deel van de serie waarin Zeeuwse ooggetuigen ter gelegenheid van 75 bevrijding verhalen over hun leven tijdens de Tweede Wereldoorlog. Vandaag vertelt Frans Bukkens (1937) over zijn jeugdjaren in Vlissingen. ” Bij de bevrijding was alles kapot, daar kun je geen voorstelling van maken. En de halve stad stond ook nog een onder water.”
Frans Bukkens wijst naar een plint in de gang. Precies, daar op die plek is er een granaatscherf naar binnen. gedrongen. Hij wil maar zeggen: zo dichtbij kwam het oorlogsgeweld in Vlissingen.
‘Deze bladzijdes zijn door Pieter van Belle geschreven, niet als gewoon verhaal, maar als een herinnering van mijn gezin gedurende de vreselijke jaren 1940-45.
Het is dag twee van de invasie. Op het strand van Breskens wacht de uit Winnipeg afkomstige luitenant Jack Donoghue op de dingen die komen gaan. Hij wordt vergezeld door twee Britse oorlogscorrespondenten , die hij naar de overkant zal begeleiden.
Wanneer een alligator-tank uit het water kruipt en zijn loopplank neerlaat, lopen enkele Britse gewonden uit het voertuig. Daarna volgen soldaten en burgers, gedragen op brancards.
Middelburger Dook Kopmels was ontroerd en gevleid toen hij hoorde dat de Vlissingse burgemeester de passage uit zijn vaders oorlogsherinneringen had gebruikt tijdens zijn herdenkingsrede op 4 mei. Nu het boekje met zijn vaders herinneringen, aangevuld met Dooks eigen familieherinneringen, klaar is, overhandigt hij burgemeester Bas van den Tillaar maandag 17 mei graag een exemplaar.
,,Wij zijn er weer!”, adverteerde de familie Cracau in 1945 in de PZC toen ze hun winkel hervatten in Vlissingen. Althans, de drie familieleden die de concentratiekampen levend konden verlaten. Koopman Jacob Cracau, één die niet terugkeerde, is er sinds vandaag, donderdag, ook weer. In naam. Op een struikelsteen aan de Nieuwendijk waar hij woonde, in het bijzijn van Sal Cracau. ,,Hij was de broer van mijn opa”. Lees hier het PZC artikel.
Zes van die ‘Stolpersteine’ zijn vrijdag bij vier adressen in de binnenstad gelegd waar de Joodse slachtoffers woonden en hun winkels dreven, tot ze gedwongen vertrokken naar Amsterdam, en van daar naar Westerbork, en van daar naar Auschwitz, Sobibor, de dood in. De Stichting Struikelstenen Zeeland heeft er in Vlissingen nog 26 te gaan. Ze worden handgemaakt, dat kost tijd.
Persoonlijk ,,Het is mooi dat die namen terugkomen in het straatbeeld. Van mensen waarvan niets, nog geen graf is overgebleven. Ja, er is sinds twee jaar het Joods Monument op de Groene Boulevard. Maar dit is persoonlijk”, vindt Sal Cracau. ,,Belangrijker, het is actueel, in deze tijd van intolerantie, antisemitisme, discriminatie en uitsluiting.”
Bij elke steen vertellen Marianne Gossije van de stichting en historica Katie Heijning over de mensen achter de namen. Chawwa Wijnberg leest voor uit haar dichtbundel Matses en monsters. Aryeh Herz, lang voorzitter van de Joodse gemeente en sinds twee weken geen bestuurslid meer, zegt bij elke steen een psalm in het Hebreeuws.
Zijn vrouw, Rachel Goldstein, leest aan de Nieuwendijk een eigen gedicht over stille tranen bij de stenen van moeder Hendrika Glazer-van der Sluis, tabakswinkelierster, en haar dochter Mina Helena Salomé Glazer. Ze delen een (bet)overgrootvader. Het verhaal van Hendrika en Mina is des te aangrijpender omdat Hendrika tien dagen voor de geboorte van Mina haar man Salomon, in dienst van de metaalhandelaren Gebroeders Polak verloor aan bloedvergiftiging. 33 jaar later, ze had net toestemming om haar bij beschietingen zwaar gehavende winkeltje te herbouwen, moesten moeder en dochter weg. Maar hun namen zijn terug, op de stoep van de tegenwoordige kapsalon.
Op de website van Stichting S truikelstenen Zeeland staan de vindplaatsen van de stenen en hieronder vindt u enkele links naar de verhalen over de mensen aan wie de struikelstenen herinneren:
Jacob Cracau, Nieuwendijk 10 Zie:http://struikelstenenzeeland.nl/2019/05/31/jacobcracau/
Hendrika Glazer-van der SlHuis en Mina Helena Salomé Glazer, Nieuwendijk 19 Zie: http://struikelstenenzeeland.nl/2019/05/30/hendrika-glazer-van-der-sluis-en-minahelena-salome-glazer/
Barend Bouwman en Liza Bouwman-Noach, Lepelstraat 7, Zie: http://struikelstenenzeeland.nl/2019/05/29/barend-bouman-en-liza-bouman-noach/
Jacob Lourier, Walstraat 2 Verhaal (nog) niet beschikbaar
In het pand Lepelstraat 7 woonden tot maart 1942 het gezin van Barend Bouman en Liza Bouman –Noach.
Barend Bouman trouwde op 26 februari 1913 met de tien jaar oudere, in Deventer op 2 juli 1875 geboren Liza Noach. Samen zouden ze jarenlang in manufacturen handelen. Zij schreven zich op 1 oktober 1918 in bij de gemeente Vlissingen. Zeventien dagen later volgde ook Barends vader Abraham. Samen begonnen zij in het pand St. Jacobsstraat 3 op de hoek van de Lepelstraat een winkel in metalen, manufacturen, kleding, huiden en vellen. Vele tientallen advertenties in de lokale kranten getuigen van een snel groeiende firma in het goedkopere segment van de markt. Wie voor zijn oude kleding of huisraad een goede prijs wilde maken, hoefde slechts contact met Bouman op te nemen.
In oktober 1934 breidde de firma het handelsimperium nog verder uit door aan de overzijde van de straat op de hoek van de Branderijstraat een zaak in slaapkamerbenodigdheden te openen. De Vlissingse Courant van 19 oktober 1934 gaf voorafgaand aan de opening hoog van de nieuwe winkel op: ‘In dit nieuwe winkelpand zijn winkel en etalage op praktische wijze verenigd, zodat deze zaak als het ware een grote toonkamer is. Ook de gevel is in frisse kleuren geschilderd. De verlichting is op moderne wijze aangebracht. Vijf bollampen en zeven schijnwerpers geven een verlichting van 3600 kaars sterkte”. Later zouden hier nog kinderwagens en baby-artikelen bij komen. Het winkelpand zelf bestaat niet meer.
Ook te zien is de opening van de pier in Vlissingen. De bouw van een huis aan de Singel 178 (1938) en int. opnamen van het Joodse gezin dat is geëvacueerd naar de Jodenbreestraat in Amsterdam (1942). De struikelstenen in de Lepelstraat herinneren aan deze Vlissingse Joodse familie.
Barend werd op 24 maart 1942 gedwongen naar Amsterdam te verhuizen, Liza was daar toen al. Drie maanden later werd Bouman naar Westerbork gestuurd en zes dagen na aankomst op 19 oktober 1942 op transport gesteld naar Auschwitz. Liza kwam pas op 20 maart 1943 in Westerbork aan, waar zij dezelfde dag nog door werd gestuurd naar Sobibor. Beiden werden kort na aankomst vermoord.